RSS

Power to the people!

Power to the people!

Een feest der democratie! Zo worden de presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten vaak genoemd. Honderdduizenden vrijwilligers – jong én oud – hebben de afgelopen maanden actief campagne gevoerd voor hun favoriete kandidaat. Nog eens een paar miljoen Amerikanen heeft voor meer dan achthonderd miljoen dollar aan donaties gedaan in de Republikeinse of Democratische campagnekas. En tot driemaal toe keken meer dan vijftig miljoen televisiekijkers naar het presidentiële debat tussen John McCain en Barack Obama. Als de democratie ergens floreert, dan wel in Amerika, toch?

Ja, zo lijkt het. Maar wie door de ogen van de filosoof en Amerika’s grootste politieke dissident Noam Chomsky (1928) kijkt, ziet een veel minder florissant plaatje. Volgens Chomsky is de presidentsverkiezing namelijk een façade die moet verhullen dat Amerika geen democratie is, maar een polyarchie: een staat waarin de macht bijna volledig toebehoord aan een select groepje kapitaalkrachtigen, ook wel de ‘wealth of the nation’ genoemd. Deze machtsconcentratie, zegt Chomsky, is geen onbedoelde uitwas van het kapitalisme maar een bewust gekozen staatsvorm, vastgelegd in de Amerikaanse Grondwet. James Madison (1751-1831), een van de grondleggers van het land, stelde namelijk bij het schrijven van de Grondwet dat de primaire bestaansreden van de overheid was „de minderheid tegen de meerderheid te beschermen”. Met ‘minderheid’ doelde Madison echter niet op een etnische of culturele minderheid, zoals nu vaak wordt bedoeld, maar op de financiële elite – de „rijkdom der natie”. „Mensen zonder eigendom of zonder hoop eigendom te verwerven kunnen niet genoeg begrip opbrengen voor de rechten van de bezitters”, zei Madison, „en daarom mogen ze geen macht over hen hebben.”

Hoewel er in de twee eeuwen na Madison in de VS veel grondwettelijke verbeteringen zijn doorgevoerd, zoals de afschaffing van de slavernij en kiesrecht voor vrouwen en zwarten, is volgens Chomsky aan deze macht van de elite constitutioneel en in de praktijk weinig veranderd. „In feite”, zegt Chomsky, „is Amerika een éénpartijstaat, waarin de regering – of deze nu Democratisch of Republikeins is – voornamelijk de belangen behartigt van de multinationals en de grote industrieën, zoals de wapenindustrie en de farmaceutische sector.”

Dat de mening van de bevolking er niet zoveel toe doet, blijkt volgens de filosoof uit de enorme kloof tussen de publieke opinie en het beleid van de regering in de afgelopen veertig jaar. Uit grootschalige onderzoeken van onder andere het National Opinion Research Center, het PEW Research Center en Gallup Poll blijkt dat een meerderheid van de Amerikanen al jaren – zo niet decennia – fundamenteel van mening verschilt met de gekozen regering over bijna alle grote politieke kwesties, op zowel binnenlands als buitenlands gebied.

Zo wil bijna 80 procent van de Amerikanen een gesocialiseerd gezondheidszorg- en onderwijsstelsel. Tweederde wil een substantieel lager defensiebudget en een vertienvoudiging van de investeringen in duurzame energie. Meer dan de helft van de bevolking is voorstander van diplomatieke betrekkingen met vijandelijke staten zoals Cuba en Iran, sluiting van gevangenenkamp Guantánamo Bay en erkenning van het Internationaal Strafhof in Den Haag. Ook wil een meerderheid dat Amerika het Kyoto-protocol ratificeert. En bijna driekwart van Amerika is voorstander van een hoger belastingtarief voor jaarinkomens boven de 250.000 dollar. Geen van alle standpunten worden echter door de huidige regering, of de meeste administraties ervoor, onderschreven. Logisch, zegt Chomsky: sociale gezondheidszorg, een lager defensiebudget, meer diplomatie en hogere belastingen zijn allemaal ten nadele van ’s lands grootste industrieën. Machtige lobbyisten – tienduizenden in aantal – voorkomen al jaren dat de wil van het volk wordt gehonoreerd.

De grote vraag is dan natuurlijk: als de politieke partijen meestal toch niet doen wat de kiezers willen, waarom stemmen mensen er dan nog op? De helft van het antwoord is: dat doen ze niet. Dat wil zeggen, bijna 50 procent van de kiesgerechtigde Amerikanen stemt nooit. In 2004 was de opkomst 56 procent, de hoogste uitslag in meer dan dertig jaar. Daarmee kent Amerika een van de laagste verkiezingsopkomsten in de geïndustrialiseerde wereld, lager nog dan een ontwikkelingsland als India. De redenen om niet te stemmen variëren, maar uit onderzoek van de Harvard University in 2002 bleek „een gevoel van machteloosheid” één van de meest genoemde.

Toch zijn er nog altijd ruim honderd miljoen Amerikanen die wél iedere vier jaar naar de stembus gaan. Als de kloof tussen burger en politiek echt zo groot is als Chomsky dat voorstelt, stemmen deze kiezers dan niet tegen hun eigen opvattingen in? In feite wel, zegt Chomsky, en de verklaring daarvoor is dat – op een klein conservatief deel van het electoraat na – de meeste mensen hun stem niet uitbrengen op basis van politieke standpunten, maar op basis van persoonlijkheidskenmerken zoals karakter en levensloop. Uit een peiling van Gallup Poll in 2004 bleek dat slechts 10 procent van de kiezers zich bij hun keuze op George W. Bush of John Kerry had gebaseerd op „de agenda, de ideeën, het politieke programma of de doelstellingen van de kandidaat”. De meeste Amerikanen konden zelfs niet meer dan drie concrete standpunten van de politici opnoemen.

Die onwetendheid wordt volgens Chomsky niet veroorzaakt door desinteresse of domheid, maar door misleiding: de standpunten komen tijdens verkiezingscampagnes nooit echt aan de orde. Amerikaanse verkiezingen zijn volgens Chomsky namelijk een zorgvuldig door de pr-industrie en de media in scène gezette ‘klucht’ met twee politici in de hoofdrol, hoofdzakelijk bedoeld om te vermaken (zodat het veel kijkers trekt) en om de aandacht af te leiden van echte politieke kwesties. De verkiezingen zijn net als reclames, zegt Chomsky: niet bedoeld om inhoudelijke informatie te verschaffen, maar om „noodzakelijke illusies” te creëren over het ‘product’ in kwestie – in dit geval de twee kandidaten.
Kwantitatief onderzoek geeft Chomsky daarin gelijk. Uit grootschalige metingen is gebleken dat maar liefst 77 procent van alle media-aandacht opgaat aan zogenoemde horse race coverage: verslaggeving die zich, als ware het een ‘paardenrace’, uitsluitend richt op controverses, intriges en ‘karaktereigenschappen’ van de kandidaten in plaats van op hun politieke agenda’s. Driekwart van de zendtijd (inclusief campagnefilmpjes) wordt besteed aan trivialiteiten en insinuaties als: Is Obama bevriend met terroristen? Weet John McCain hoeveel huizen hij bezit? Haat Obama’s vroegere dominee Amerika? Is McCain wel in touch met de gewone Amerikaan? Is Obama stiekem een Arabische moslim? Heeft McCain zijn ‘woede’ in de hand? Is Obama patriottisch genoeg? Gebruikt Joe Biden botox? Leest Sarah Palin genoeg kranten? Botert het nog wel tussen haar en de campagnestaf? Concrete plannen komen, buiten de vier debatten van negentig minuten om, nauwelijks aan de orde.

Het is dus niet vreemd dat een groot deel van de Amerikanen vaak stemt op politici die hun overtuigingen niet vertegenwoordigen; ze weten nauwelijks wat van ze af. Ook over de huidige race is Chomsky somber: de populariteit van Obama toont volgens hem vooral aan „hoe vervreemd burgers zijn geraakt van de politieke instituties”. De drie kernwoorden van Obama’s campagne – hoop, verandering en eenheid – hebben effect omdat ze de indruk wekken dat de Democraat eindelijk de politieke status quo in het land zal doorbreken. Maar volgens Chomsky is er is geen enkele concrete aanleiding om te denken dat Obama dat ook echt zal doen. Hoop, verandering en eenheid zijn slechts „holle frasen” die horen bij „het imago dat zijn campagneteam heeft gefabriceerd”, aldus de filosoof.

Het is de vraag of Chomsky op dit punt niet iets te ver in zijn cynisme is doorgeschoten. Want wie de standpunten van Obama er op naslaat, ontdekt dat hij voorstander is van bijna alle beleidsprogramma’s waarvan Chomsky beweert dat ze al jaren aan de Amerikaanse bevolking worden ontzegd. Obama wil bijna-universele gezondheidszorg, een socialistischer onderwijsstelsel, diplomatieke betrekkingen met Cuba en Iran, hogere belastingen boven de 250.000 dollar, beëindiging van de oorlog in Irak, sluiting van Guantánamo Bay, erkenning van het Internationaal Strafhof, ratificatie van het Kyoto Protocol én zes keer zoveel investeringen in duurzame energie. Of Amerikanen dat ook beseffen, is inderdaad de vraag. Maar de laatste peilingen zijn wel een hoopvol teken. Zou de democratie vandaag dan tóch zegevieren?

Wil je meer HappyNews?

We're on a mission to spread meaningful and happy content far and wide.
Probeer onze wekelijkse HappyNewsletter en zie het voor jezelf!

,

Reageer op dit bericht

Wil je weten hoe je een eigen afbeelding naast je reacties kan krijgen?